HomeNederlandse Opslagvoorwaarden

Nederlandse Opslagvoorwaarden

Nederlandse Opslagvoorwaarden gedeponeerd door de FENEX, Nederlandse Organisatie voor Expeditie en Logistiek, ter Griffie van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam op 15 november 1995.

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1: Toepasselijkheid van deze algemene voorwaarden

  1. Deze voorwaarden zijn van toepassing op alle rechtsverhoudingen tussen opslagbedrijven en hun opdrachtgevers ook na de beëindiging van de overeenkomst, voor zover het betreft de bepalingen vermeld in hoofdstuk I dezer voorwaarden en op de rechtsverhouding tussen opslagbedrijven en houders van opslagbewijzen, voor zover het betreft de bepalingen, vermeld in hoofdstuk II dezer voorwaarden, indien in het opslagbewijs is vermeld, dat deze voorwaarden - aangeduid met de naam "Nederlandse Opslagvoorwaarden" - van toepassing zijn.

  2. Op de overeenkomst tussen de opdrachtgever en de opslagbedrijven zijn uitdrukkelijk niet van toepassing eventuele algemene voorwaarden waarnaar door de opdrachtgevers op enigerlei wijze mocht worden verwezen of die door deze van toepassing mochten worden verklaard.

  3. De opdrachtgever, resp. de houder van het opslagbewijs kan zich niet beroepen op reglementen of bepalingen voorzover die met deze voorwaarden in strijd zijn.

  4. Ten aanzien van de handelingen en werkzaamheden, zoals die van expediteurs, cargadoors, stuwadoors, vervoerders, assurantiebemiddelaars, controlebedrijven enz. die door het opslagbedrijf worden verricht, zullen mede van toepassing zijn de in de betrokken bedrijfstak gebruikelijke voorwaarden, onderscheidenlijk de voorwaarden waarvan de toepasselijkheid is bedongen.

Artikel 2: Definities

In deze voorwaarden wordt bedoeld met:

  • opslagbedrijf: degene, die - daargelaten de mogelijkheid van ruimere taakstelling - opdrachten aanvaardt tot opslag, bewaring of aflevering van zaken (hoofdstuk I) resp. degene, die zaken in bewaring heeft tegenover welke een door hem afgegeven opslagbewijs in omloop is (hoofdstuk II);
  • opdrachtgever: degene, die aan het opslagbedrijf een opdracht verstrekt tot opslag of uitlevering van zaken, resp. degene voor wie zaken door het opslagbedrijf worden bewaard waarvoor geen opslagbewijs in omloop is;
  • opslagbewijs: een van het opschrift "opslagbewijs" of synoniem voorzien, genummerd en rechtsgeldig getekend of gewaarmerkt bewijsstuk, waarin wordt verklaard dat de houder gerechtigd is de daarin genoemde zaken te ontvangen;
  • houder van het opslagbewijs: degene die zich als houder van het opslagbewijs aan het opslag-bedrijf kenbaar maakt door vertoning van het opslagbewijs of op een andere voor het opslagbedrijf aanvaardbare wijze;
  • laatste aan het opslagbedrijf bekende houder opslagbewijs: degene, aan wie het opslagbewijs is afgegeven en vervolgens de houder van het opslagbewijs wiens schriftelijk verzoek aan het opslagbedrijf om als zodanig te worden behandeld de van het jongste datum draagt, echter met dien verstande, dat het opslagbedrijf gerechtigd is, doch niet verplicht om een ander als zodanig te beschouwen indien het reden heeft om aan te nemen, dat deze de laatste houder van het opslagbewijs is.

Artikel 3: Toepasselijk recht

Alle overeenkomsten tussen het opslagbedrijf en de opdrachtgever worden beheerst door Nederlands recht en voorzover in deze condities niet anders is bedoeld, zijn de bepalingen van het burgerlijk recht, betrekking hebbend op bewaargeving, in het algemeen en naar omstandigheden van toepassing.

Artikel 4: Geschillen

  1. Alle geschillen, welke tussen het opslagbedrijf en zijn opdrachtgever respectievelijk de houder van het opslagbewijs mochten ontstaan, zullen met uitsluiting van de gewone rechter in hoogste ressort worden beslist door drie arbiters. Een geschil is aanwezig wanneer één der partijen verklaart dat dit het geval is. Onverminderd het in de voorgaande alinea bepaalde staat het het opslagbedrijf vrij vorderingen van opeisbare geldsommen waarvan de verschuldigdheid niet door de wederpartij binnen vier weken na factuurdatum schriftelijk is betwist, voor te leggen aan de gewone rechter.

  2. Eén der arbiters wordt benoemd door de Voorzitter van de FENEX; de tweede wordt benoemd door de Deken der Orde van Advocaten van het arrondissement waarbinnen vorenbedoeld opslagbedrijf is gevestigd; de derde wordt benoemd door beide aldus aangewezen arbiters in onderling overleg.

    De Voorzitter van de FENEX zal slechts tot benoeming van een arbiter overgaan indien één der bij het geschil betrokken partijen lid is van de FENEX. Indien eerder genoemde voorzitter geen arbiter benoemt, zal de benoeming van arbiters plaatsvinden overeenkomstig het bepaalde in lid 6 van dit artikel.

  3. De Voorzitter van de FENEX zal een terzake van opslag deskundig persoon benoemen; de Deken der Orde van Advocaten zal verzocht worden een jurist te benoemen; als derde arbiter zal bij voorkeur gekozen moeten worden een persoon, die deskundig is terzake van de tak van handel of bedrijf, waarin de wederpartij van het opslagbedrijf werkzaam is.

  4. De partij die een beslissing van het geschil verlangt zal hiervan bij aangetekende brief mededeling doen aan het secretariaat van de FENEX onder korte omschrijving van het geschil en zijn vordering, alsmede onder gelijktijdige toezending van het door het bestuur van de FENEX vast te stellen bedrag aan administratiekosten, verschuldigd als vergoeding voor de administratieve bemoeiingen van de FENEX bij een arbitrage.

  5. Na ontvangst van bovengenoemde aangetekende brief zal het secretariaat van de FENEX ten spoedigste een kopie daarvan zenden aan de wederpartij, aan de Voorzitter van de FENEX, aan de Deken der Orde van Advocaten, wat de beide laatsten betreft met het verzoek ieder een arbiter te benoemen en het FENEX- secretariaat naam en woonplaats van de benoemde mede te delen. Na ontvangst van dit bericht zal het FENEX-secretariaat ten spoedigste de beide aangewezenen van hun benoeming in kennis stellen onder toezending van een kopie der arbitrage- aanvrage en een exemplaar van deze algemene voorwaarden, met verzoek de derde arbiter te benoemen en het FENEX-secretariaat te berichten, wie als zodanig is benoemd. Na ontvangst hiervan zal het FENEX-secretariaat ten spoedigste de derde arbiter van zijn benoeming in kennis stellen onder toezending van een kopie der arbitrage-aanvrage en een exemplaar van deze algemene voorwaarden. Vervolgens zal het FENEX-secretariaat beide partijen mededelen wie tot arbiters zijn benoemd.

  6. Mocht binnen 30 dagen na het indienen der arbitrage-aanvrage de benoeming van alle drie arbiters niet hebben plaatsgehad, dan zullen alle arbiters op bij eenvoudig rekest te doen verzoek van de meest gerede partij, worden benoemd door de President van de Arrondissementsrechtbank binnen wiens ressort het opslagbedrijf is gevestigd.

  7. Als Voorzitter van arbiters treedt op de door de Deken benoemde. Indien de benoeming door de President van de Arrondissementsrechtbank plaatsvindt, stellen arbiters onderling vast, wie hunner als voorzitter zal fungeren. Arbiters zullen uitspraak doen als goede mannen naar billijkheid onder gehoudenheid de toepasselijke dwingendrechtelijke bepalingen, waaronder de bepalingen van internationale vervoersverdragen, in acht te nemen. Zij bepalen op welke wijze de arbitrage zal worden behandeld, met dien verstande dat partijen in ieder geval in de gelegenheid zullen worden gesteld hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en mondeling toe te lichten.

  8. De opdracht aan arbiters duurt voort tot aan de eindbeslissing. Hun vonnis zullen zij deponeren ter Griffie van de Arrondissementsrechtbank binnen welk arrondissement de plaats van de arbitrage is gelegen, terwijl zij daarvan kopie zullen toezenden aan ieder van de partijen en aan het secretariaat van de FENEX. Arbiters kunnen vooraf van de eisende partij of van beide partijen een depot voor arbitragekosten verlangen; tijdens de behandeling kunnen zij aanvulling daarvan eisen. Arbiters zullen in hun vonnis bepalen wie van de beide partijen of voor welk deel ieder van partijen de arbitragekosten zal hebben te dragen. Hieronder zijn te begrijpen het honorarium en de verschotten van arbiters, het bij aanvrage aan de FENEX betaalde bedrag aan administratiekosten, alsmede de door partijen gemaakte kosten, voorzover arbiters die redelijkerwijze noodzakelijk achten. Het aan arbiters toekomende wordt, voor zover mogelijk, op het depot verhaald.

Artikel 5: Gedeponeerde voorwaarden

  1. Deze voorwaarden zijn gedeponeerd ter Griffie van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam. Zij worden op verzoek toegezonden.

  2. Bij verschil tussen de Nederlandse en de in de enige andere taal gestelde tekst van de Nederlandse Opslagvoorwaarden, is de Nederlandse tekst doorslaggevend.

HOOFDSTUK I - BEPALINGEN BETREFFENDE AANLEVERING, OPSLAG, BEWARING EN UITLEVERING

Artikel 6: Schriftelijke vastlegging

  1. Alle overeenkomsten, aandieningen, voorschriften betreffende opslag, bewaring, behandeling en uitlevering van zaken, moeten schriftelijk worden vastgelegd.

  2. Door mondelinge of telefonische mededelingen of afspraken wordt het opslagbedrijf slechts gebonden indien onmiddellijk schriftelijke bevestiging is gevolgd, tenzij anders is overeengekomen.

Artikel 7: Omschrijving van zaken en verstrekken van inlichtingen

  1. Aandiening van zaken en voorschriften betreffende opslag, bewaring en behandeling moeten geschieden, resp. verstrekt worden met vermelding van een juiste en volledige schriftelijke omschrijving van de zaken, zoals onder andere de waarde, het aantal colli, het bruto gewicht en voorts alle bijzonderheden welke van dien aard zijn dat de overeenkomst niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou zijn gesloten indien het opslagbedrijf van de ware stand van zaken had kennis gedragen.

  2. Indien zaken onderworpen zijn aan douane- en accijnsbepalingen of aan belastingvoorschriften of andere regelgeving van overheidswege, dient de opdrachtgever tijdig alle inlichtingen en documenten welke in verband hiermede noodzakelijk zijn te verstrekken teneinde het opslagbedrijf in staat te stellen de desbetreffende opgave te doen om aan die bepalingen of voorschriften te voldoen.

Artikel 8: Tarieven / vergoedingen / belastingen

  1. Gangbare tarieven en vergoedingen voor werkzaamheden en alle mondeling of schriftelijke overeenkomsten tussen het opslagbedrijf en de opdrachtgever betreffende de tarieven en vergoedingen voor werkzaamheden zijn gebaseerd op de ten tijde van het verstrekken van de opdracht, resp. het tot stand komen van de overeenkomst geldende arbeidskosten. In geval van verhoging der arbeidskosten worden de gangbare, resp. de overeengekomen tarieven en vergoedingen daaraan met onmiddellijke inwerkingtreding aangepast. Het opslagbedrijf is ook gerechtigd tot aanpassing der tarieven in geval van invoering of verhoging door de overheid van de op de door het opslagbedrijf verleende diensten drukkende lasten.

  2. Gangbare en overeengekomen tarieven voor bewaarloon zijn, tenzij nadrukkelijk anders is overeengekomen, gebaseerd op de voor de betreffende zaken usantiële wijze van stapeling. Indien op verlangen van de opdrachtgever of in verband met de toestand van de zaak van de usantiële wijze van stapeling wordt afgeweken, zal een tariefsverhoging worden toegepast evenredig met de ten opzichte van normale stapeling ingenomen meerdere vloeroppervlakte.

Artikel 9: Rechten, kosten en belastingen

  1. Alle vracht, remboursen, belastingen, rechten, bijdragen, heffingen, boeten en/of andere lasten of kosten, hoe ook genaamd, terzake van de zaken of daarmede verband houdende, die bij aankomst of achteraf moeten worden betaald, zullen voor rekening van de opdrachtgever zijn en moeten door de opdrachtgever op eerste verzoek van het opslagbedrijf al dan niet bij vooruitbetaling worden voldaan c.q. vergoed, ongeacht of deze zaken nog niet op het terrein aanwezig zijn dan wel dit inmiddels hebben verlaten.

  2. Indien het opslagbedrijf het nodig acht om terzake van door de overheid opgelegde belastingen, rechten, bijdragen, heffingen, boeten en/of andere lasten of kosten, hoe ook genaamd, procedures te voeren of rechtsmaatregelen te nemen, danwel indien de opdrachtgever het opslagbedrijf zulke procedures of rechtsmaatregelen verzoekt te voeren of te nemen en het opslagbedrijf zulk een verzoek inwilligt, zullen de daaruit voortvloeiende werkzaamheden en kosten met inbegrip van de kosten terzake van juridische en/of fiscale en/of andere door het opslagbedrijf noodzakelijk geachte adviezen of bijstand, voor rekening en risico zijn van de opdrachtgever. Voordat het opslagbedrijf overgaat tot het voeren van procedures of het nemen van rechtsmaatregelen als in dit artikel bedoeld, zal het opslagbedrijf trachten hieromtrent overleg te voeren met, dan wel instructies te verkrijgen van de opdrachtgever of direct belanghebbende.

  3. Indien het opslagbedrijf optreedt of is opgetreden als fiscaal vertegenwoordiger, zijn alle door het opslagbedrijf verschuldigde belastingen, rechten, bijdragen en andere heffingen, alsmede boeten, rente, kosten, hoe ook genaamd, of schadevergoedingen voor rekening van de opdrachtgever, zulks onverminderd het bepaalde in lid 1 van dit artikel. De opdrachtgever is verplicht om deze bedragen op eerste verzoek van het opslagbedrijf te voldoen.

Artikel 10: Aansprakelijkheid opdrachtgever

  1. De opdrachtgever is tegenover het opslagbedrijf en/of derden aansprakelijk voor schade welke voortvloeit uit onjuiste en/of bedrieglijke en/of onvolledige omschrijvingen, aanduidingen of mededelingen, alsmede voor schade welke voortvloeit uit niet te voren medegedeelde gebreken aan de zaken en/of aan de verpakking, ook indien deze schade zonder zijn schuld is ontstaan. Wordt het gewicht niet of verkeerd opgegeven dan is de opdrachtgever aansprakelijk voor alle schade die daaruit voortvloeit.

  2. De opdrachtgever is aansprakelijk voor alle schade veroorzaakt door het niet/niet tijdig/niet behoorlijk nakomen van enige hem bij deze voorwaarden, of tussen het opslagbedrijf en opdrachtgever gesloten afzonderlijke overeenkomst, opgelegde verplichting, voorzover in deze voorwaarden niet reeds een regeling is opgenomen.

  3. Onverminderd het hiervoor bepaalde, zal de opdrachtgever het opslagbedrijf vrijwaren tegen aanspraken van derden, dan wel het opslagbedrijf schadeloos stellen voor schade betaald of verschuldigd door derden of betaald of verschuldigd aan derden, waaronder begrepen ondergeschikten van zowel het opslagbedrijf als de opdrachtgever die verband houden met de aard of gesteldheid van de opgeslagen zaken.

Artikel 11: Het weigeren van een opdracht

Het opslagbedrijf is gerechtigd een opdracht tot opslag en/of bewaring zonder opgave van redenen te weigeren. Indien het opslagbedrijf de opdracht aanvaard heeft, kan de overeenkomst slechts met toestemming van beide partijen verbroken worden.

Artikel 12: Onderzoek van zaken

  1. Zonder opdracht is het opslagbedrijf niet verplicht de zaken, welke worden opgeslagen, te wegen of te meten.

  2. Het staat het opslagbedrijf vrij ter controle van ontvangen opgaven te wegen en te meten. Wordt in dat geval door het opslagbedrijf vastgesteld, dat gewicht of maat afwijken van de opgave, dan zijn de kosten aan het wegen en/of meten verbonden, voor rekening van de opdrachtgever. Het opslagbedrijf is echter slechts verantwoordelijk voor de vaststelling van gewichten en/of maten indien de zaken door het opslagbedrijf in opdracht van de opdrachtgever zijn gewogen en/of gemeten en onverminderd hetgeen in artikel 19 is bepaald ten aanzien van de aansprakelijkheid van het opslagbedrijf.

  3. Het openen van colli, teneinde de inhoud te onderzoeken, geschiedt alleen op verzoek van de opdrachtgever, doch het opslagbedrijf is te allen tijde daartoe bevoegd, doch niet verplicht, indien het vermoedt, dat de inhoud niet juist is opgegeven.

  4. Indien bij het onderzoek blijkt, dat de inhoud afwijkt van de opgave, zijn de kosten van het onderzoek voor rekening van de opdrachtgever. Het opslagbedrijf is echter nimmer verantwoordelijk voor de omschrijving en/of de aanduiding van in bewaring genomen zaken.

Artikel 13: Aanlevering/ uitlevering en inontvangstneming

  1. Aanlevering bij en inontvangstneming door het opslagbedrijf vinden plaats door afgifte van de zaken door de opdrachtgever en inontvangstneming daarvan door het opslagbedrijf, ter plaatse van de opslag.

  2. Uitlevering aan en inontvangstneming door de opdrachtgever vinden plaats door afgifte van de zaken door het opslagbedrijf en inontvangstneming daarvan door de opdrachtgever, ter plaatse van de opslag.

Artikel 14: Toestand van zaken bij aankomst

  1. Zaken moeten, tenzij anders is aangegeven, in goede staat en indien verpakt, in goed verpakte toestand bij het opslagbedrijf aangeleverd worden.

  2. Bevindt zich de zaak, die aan het opslagbedrijf is toegezonden, bij aankomst in een beschadigde of gebrekkige toestand, die uitwendig zichtbaar is, dan zal het opslagbedrijf gerechtigd doch niet gehouden zijn voor rekening en risico van de opdrachtgever diens belangen tegenover de vervoerder of anderen te behartigen en voor het bewijsmateriaal van de toestand te zorgen, zonder dat nochtans aan de wijze, waarop het opslagbedrijf zich van deze taak heeft gekweten, de opdrachtgever enig recht jegens het opslagbedrijf kan ontlenen. Het opslagbedrijf zal de opdrachtgever onverwijld bericht zenden zonder dat deze op grond van het achterwege blijven van het bericht enige aanspraak tegenover het opslagbedrijf kan doen gelden.

  3. Tot opslag ontvangen zaken die een zorgvuldig opslagbedrijf indien het geweten zou hebben dat ze na inontvangstneming gevaar zouden kunnen opleveren, met het oog daarop niet voor opslag zou hebben willen ontvangen, mogen door hem op ieder ogenblik worden verwijderd, vernietigd dan wel op andere wijze onschadelijk gemaakt.

  4. Ten aanzien van voor opslag ontvangen zaken waarvan het opslagbedrijf de gevaarlijkheid heeft gekend, geldt hetzelfde, doch slechts dan wanneer die zaken onmiddellijk dreigend gevaar opleveren.

  5. Het opslagbedrijf is terzake geen enkele schadevergoeding verschuldigd en de opdrachtgever is aansprakelijk voor alle kosten en schaden voor het opslagbedrijf, voortvloeiende uit de aanlevering voor opslag, uit de opslag zelve of uit de maatregelen, tenzij die kosten en schaden dan wel de noodzaak tot het treffen van zodanige maatregelen het uitsluitende gevolg zijn van schuld aan de zijde van het opslagbedrijf.

  6. Door het treffen van maatregelen eindigt de overeenkomst met betrekking tot de daar genoemde zaken, doch indien deze alsnog worden uitgeleverd, eerst na uitlevering.

Artikel 15: Aanvang van de uitvoering van de opdracht tot opslag

Met de uitvoering van aanvaarde opdrachten tot opslag of uitlevering van zaken wordt door het opslagbedrijf, tenzij anders is overeengekomen of bijzondere omstandigheden het verhinderen, zo snel als mogelijk na aanvaarding van de opdracht en na ontvangst van de benodigde bescheiden, gegevens en behandelingsinstructies aangevangen.

Artikel 16: Niet tijdige, onregelmatige aanlevering of afhaling

Indien door de opdrachtgever aan het opslagbedrijf is medegedeeld dat zaken voor opslag in bepaalde hoeveelheid en/of op bepaalde tijd bij het opslagbedrijf zullen worden aangeleverd of, dat uit te leveren zaken in bepaalde hoeveelheid en/of op bepaalde tijd zullen worden afgehaald en indien in zodanig geval de opdrachtgever de zaken niet tijdig en regelmatig aanlevert resp. in ontvangst neemt is de opdrachtgever verplicht de kosten te vergoeden welke tengevolge daarvan voor het opslagbedrijf ontstaan doordat werklieden en werktuigen welke voor uitvoering van de betreffende opdracht door het opslagbedrijf waren besteld en/of ingedeeld niet of onvolledig benut worden.

Artikel 17: Werktijden

Aanleveren van zaken aan en afhalen van zaken van de bewaarplaats moet geschieden tijdens de, voor het personeel van het opslagbedrijf geldende werkuren. Indien door de opdrachtgever wordt verlangd, dat werkzaamheden worden verricht buiten de normale werktijd is het opslagbedrijf vrij daaraan wel of niet te voldoen. Extra kosten welke ontstaan door werken buiten de normale arbeidstijd zijn voor rekening van de opdrachtgever.

Artikel 18: Plaats van de opslag, verplaatsing van zaken

  1. Het opslagbedrijf is, tenzij anders is overeengekomen, vrij in de keuze van de plaats van opslag.

  2. Het opslagbedrijf is te allen tijde bevoegd de zaken naar een andere bewaarplaats te verplaatsen.

  3. De verplaatsing geschiedt voor rekening van het opslagbedrijf, tenzij de verplaatsing moet geschieden:

    • in het belang van de opdrachtgever, dan wel de opdracht, of

    • ten gevolge van omstandigheden waarvoor het opslagbedrijf niet aansprakelijk is, of

    • ten gevolge van omstandigheden die in redelijkheid niet voor rekening en risico van het opslagbedrijf komen, of

    • ten gevolge van regelgeving van overheidswege.

      Het vervoer in verband met de verplaatsing welke voor rekening van het opslagbedrijf komt, vindt plaats onder de gebruikelijke vervoersvoorwaarden.

      Het vervoer in verband met de verplaatsing welke voor rekening van de opdrachtgever komt, wordt door het opslagbedrijf verzorgd als expediteur en vindt plaats voor risico van de opdrachtgever.

  4. Worden de zaken verplaatst naar een andere bewaarplaats, dan geeft het opslagbedrijf hiervan kennis aan de opdrachtgever, zonder dat deze op grond van het achterwege blijven van de kennisgeving enige aanspraak tegenover het opslagbedrijf kan doen gelden.

Artikel 19: Beschadiging / verlies van zaken

  1. De opdrachtgever doet door deze opslagvoorwaarden voor het geval van beschadiging en/of vermissing afstand van verhaal op derden; hij zal uitsluitend het opslagbedrijf aansprakelijk kunnen stellen, ook indien het opslagbedrijf in de uitoefening van zijn bedrijf gebruik heeft gemaakt van de diensten van derden, een en ander onder de volgende beperking.

  2. Alle handelingen en werkzaamheden geschieden voor rekening en risico van de opdrachtgever, tenzij in deze voorwaarden anders wordt bepaald.

  3. Het opslagbedrijf is niet aansprakelijk voor enige schade, tenzij de opdrachtgever bewijst dat de schade is ontstaan door schuld of nalatigheid van het opslagbedrijf of diens ondergeschikten.

  4. Het opslagbedrijf wordt in geval van beschadiging en/of verlies door diefstal met braak geacht voldoende zorg te hebben aangewend als het voor een behoorlijke afsluiting van de bewaarplaats heeft zorggedragen.

  5. Bij zaken die op open terrein zijn opgeslagen of die alleen op open terrein opgeslagen kunnen worden of waarvoor het bij het opslagbedrijf gebruikelijk is deze op open terrein op te slaan, is iedere aansprakelijkheid van het opslagbedrijf voor schaden, mogelijkerwijs verband houdende met zodanige opslag, uitgesloten.

  6. De aansprakelijkheid van het opslagbedrijf is in alle gevallen beperkt tot 2 SDR per kilogram beschadigd of verloren gegaan brutogewicht met een maximum van 100.000 SDR per gebeurtenis of reeks van gebeurtenissen met één en dezelfde schade-oorzaak.

  7. De door het opslagbedrijf te vergoeden schade zal nimmer meer bedragen dan de door de opdrachtgever te bewijzen factuurwaarde van de zaken, bij ontbreken waarvan de door de opdrachtgever te bewijzen marktwaarde zal gelden op het moment dat de schade is ontstaan. Het opslagbedrijf is slechts aansprakelijk voor schade aan de zaak zelf en voor schade zoals vermeld in artikel 19.9 en is nimmer aansprakelijk voor gederfde winst, gevolgschade en immateriële schade.

  8. Bij schade aan een zelfstandig onderdeel van de zaak of bij schade aan één of meer verscheidene bij elkaar behorende zaken blijft de eventuele waardevermindering van de overige onderdelen of de niet beschadigde zaken buiten beschouwing.

  9. De aansprakelijkheid van het opslagbedrijf voor schade die voortvloeit uit het vervullen van (douane-)formaliteiten is beperkt tot 7500 SDR per gebeurtenis of reeks van gebeurtenissen met één en dezelfde schade-oorzaak.

Artikel 20: Toegang tot het terrein

  1. Het opslagbedrijf is verplicht de opdrachtgever en de door deze aangewezen personen voor rekening en risico van de opdrachtgever toegang te verlenen tot de plaats waar diens zaken worden bewaard, zulks met inachtneming van de te vervullen douane- en andere van overheidswege voorgeschreven formaliteiten.

  2. Voor hen aan wie het opslagbedrijf toegang verleent gelden de volgende voorwaarden:

    1. alle personen, die de bewaarplaats bezoeken, alsook het personeel van de aan de bewaarplaats komende vaar- en voertuigen moeten zich houden aan de voorschriften van het opslagbedrijf;

    2. alleen gedurende de gewone werktijden en onder geleide wordt toegang verleend;

    3. de aan het bezoek verbonden kosten van begeleiding moeten door de opdrachtgever aan het opslagbedrijf worden betaald;

    4. de opdrachtgever is aansprakelijk voor alle schade, direct of indirect door de bezoekende personen veroorzaakt.

  3. De opdrachtgever zal het opslagbedrijf vrijwaren tegen aanspraken van derden, waaronder begrepen ondergeschikten van zowel het opslagbedrijf als de opdrachtgever, die verband houden met schade voortvloeiend uit de vorige leden.

Artikel 21: Uitvoering van handelingen

  1. Door de opdrachtgever gewenste werkzaamheden, zoals bemonstering, behandeling, verzorging, overpakking, overstapeling, splitsing in partijen, weging, enz., alsmede uitlevering moeten ter uitvoering tegen de daarvoor geldende vergoedingen en condities worden opgedragen aan het bewarende opslagbedrijf.

  2. Werkzaamheden welke het opslagbedrijf niet op zich wenst te nemen kunnen na verkregen toestemming van het opslagbedrijf, door of namens de opdrachtgever worden uitgevoerd, zulks met inachtneming van door het opslagbedrijf te stellen voorwaarden, onder toezicht van het opslagbedrijf en tegen betaling van de daaraan verbonden kosten, echter zonder verantwoordelijkheid van het opslagbedrijf.

Artikel 22: Bijzondere wijze van behandeling van zaken

  1. Het opslagbedrijf is niet verplicht tot enige maatregel ten aanzien van de in bewaring ontvangen zaken of de verpakking daarvan dan die welke voor de bewaring van de betreffende zaken als normaal gelden.

  2. Tot bijzondere maatregelen is het opslagbedrijf slechts verplicht indien deze zijn overeengekomen.

  3. Het opslagbedrijf is echter gerechtigd een maatregel direct, op kosten en voor risico van de opdrachtgever te nemen, het opruimen, het verwijderen, het vernietigen of het op andere wijze onschadelijk maken daaronder begrepen, wanneer door het nalaten daarvan verlies en/of schade aan de zaken zelf of aan andere zaken, of aan de bewaarplaats of aan werktuigen, dan wel nadeel voor personen te vrezen is of wanneer het nemen van maatregelen uit andere hoofde vereist, dan wel geïndiceerd is, zulks ter beoordeling van het opslagbedrijf. Het opslagbedrijf stelt de opdrachtgever van de genomen maatregelen terstond in kennis, zonder dat deze op grond van het niet voldoen aan deze verplichting enige aanspraak tegenover het opslagbedrijf kan doen gelden.

  4. Onverminderd het in het vorige lid bepaalde is de opdrachtgever gehouden het opslagbedrijf te vrijwaren tegen aanspraken van derden uit hoofde van schade door opdrachtgever's zaken veroorzaakt aan zaken van derden.

Artikel 23: Verzekering van zaken

  1. Tenzij zulks uitdrukkelijk schriftelijk met de opdrachtgever is overeengekomen is het opslagbedrijf niet verplicht zorg te dragen voor enige verzekering van de zaken.

    Indien tussen het opslagbedrijf en de opdrachtgever is overeengekomen dat het opslagbedrijf voor rekening van de opdrachtgever voor de verzekering van de zaken zal zorgdragen, dan heeft het opslagbedrijf het recht om naar eigen keuze de overeengekomen verzekering op naam van de opdrachtgever te sluiten, of om deze onder een polis van het opslagbedrijf onder te brengen.

    Als te verzekeren waarde zal worden aangehouden het bedrag dat door de opdrachtgever is opgegeven. Het opslagbedrijf zal ten aanzien van de verzekeringen in alle gevallen uitsluitend worden beschouwd als tussenpersoon, zonder enige aansprakelijkheid, ook niet voor met de verzekeraar(s) bedongen voorwaarden of voor de soliditeit dan wel de solvabiliteit van de verzekeraar(s).

  2. In alle gevallen waarin de zaken door tussenkomst van het opslagbedrijf verzekerd zijn, heeft het opslagbedrijf het recht om voor en namens de belanghebbenden bij de zaken de schadepenningen te incasseren en daarop al zijn vorderingen, uit welke hoofde dan ook, op de opdrachtgever te verhalen. Het overblijvende bedrag wordt aan de opdrachtgever uitgekeerd.

  3. Indien in geval van schade aan of verlies van zaken door brand of door enige andere oorzaak de medewerking van het opslagbedrijf voor de vaststelling van de schade of het verlies gewenst of noodzakelijk is , dan wordt deze door het opslagbedrijf verleend tegen betaling van de daaraan verbonden kosten en van een vergoeding voor zijn bemoeiingen. Het opslagbedrijf kan het verlenen van medewerking afhankelijk stellen van de contante betaling van, of het stellen van zekerheid voor, al hetgeen het opslagbedrijf van de opdrachtgever uit welke hoofde dan ook te vorderen heeft en de in dit lid bedoelde kosten en vergoeding.

  4. De opdrachtgever is verplicht om bij uitlevering van een deel van de zaken door het opslagbedrijf op te geven voor welk bedrag hij de overblijvende zaken wenst te doen verzekeren.

    Bij gebreke van zulke opgave is het opslagbedrijf gerechtigd om het verzekerde bedrag naar eigen inzicht te verminderen in dezelfde verhouding als waarin de zaken in aantal, gewicht, maat of inhoud verminderd zijn.

Artikel 24: Berekening bewaarloon bij vernietiging van de zaken

In geval van vernietiging der bij het opslagbedrijf in bewaring liggende zaken door brand of anderszins, geldt de dag van vernietiging als de dag van uitlevering en is het bewaarloon, en indien de zaken door bemiddeling van het opslagbedrijf zijn verzekerd de verzekeringspremie en -kosten in volle maanden berekend, verschuldigd tot en met die dag.

Artikel 25: Terugneming van zaken

  1. De opdrachtgever kan tegen betaling van hetgeen het opslagbedrijf van hem te vorderen heeft (in de ruimste zin) en met inachtneming van de bepalingen dezer condities de in bewaring gegeven zaken te allen tijde terugnemen.

  2. Het bewaarloon - en indien de zaken door bemiddeling van het opslagbedrijf zijn verzekerd de verzekeringspremie en -kosten - wordt altijd berekend in volle maanden, een gedeelte van een maand tellende voor een volle maand.

  3. Indien een vaste termijn van bewaring overeengekomen is kan het opslagbedrijf niet vorderen, dat de opdrachtgever de zaak vóór afloop van de overeengekomen tijd terugneemt.

  4. Indien geen termijn van bewaring is overeengekomen of indien de overeengekomen termijn van bewaring is verstreken kan het opslagbedrijf de terugneming met een opzeggingstermijn van één maand verlangen, doch niet binnen drie maanden na de aanvang van de bewaring.

  5. In geval van overmacht blijft de overeenkomst van kracht, de verplichtingen van het opslagbedrijf worden echter voor de duur van de overmacht opgeschort. Alle extra kosten veroorzaakt door overmacht komen ten laste van de opdrachtgever. Als overmacht gelden alle omstandigheden die het opslagbedrijf redelijkerwijze niet heeft kunnen vermijden en waarvan het opslagbedrijf de gevolgen redelijkerwijze niet heeft kunnen verhinderen.

Artikel 26: Tussentijdse terugneming van zaken wegens dringende reden

  1. Het opslagbedrijf is echter te allen tijde gerechtigd de terugneming van de in bewaring ontvangen zaken vóór afloop van de termijn van bewaring en zonder zich te houden aan enige opzeggingstermijn, te vorderen, indien daartoe een dringende reden bestaat.

  2. Onder dringende reden wordt verstaan een omstandigheid, die van dien aard is dat de opdrachtgever naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid instandhouding van de opslag niet mag verwachten.

  3. Een dergelijke reden wordt onder meer geacht aanwezig te zijn, indien de opdrachtgever één of meer andere bepalingen dezer condities niet nakomt, indien blijkt, dat voor de aanwezigheid van de zaken gevaar voor verlies en/of schade aan andere zaken, aan de bewaarplaats of aan werktuigen, dan wel nadeel voor personen te vrezen is, en voorts indien de zaken aan bederf onderhevig zijn, of daarin veranderingen ontstaan die naar het oordeel van het opslagbedrijf het vermoeden van waardevermindering wettigen en de opdrachtgever nalatig is in het geven van instructies ter voorkoming en bestrijding daarvan.

  4. De opdrachtgever blijft gehouden het bewaarloon tot op de dag van terugneming van de zaak aan het opslagbedrijf te vergoeden.

Artikel 27: Betaling

  1. Alle bedragen welke het opslagbedrijf van de opdrachtgever te vorderen heeft, uit welke hoofde dan ook, zoals: bewaarloon, verzekeringspremie en -kosten, huur, verschot, vergoedingen voor opslag en uitlevering, gedane uitgaven en kosten voor verrichte of te verrichten werkzaamheden, kosten van opruiming e.d. bij of na brand of anderszins, buitengewone onkosten, extra arbeidsloon, belastingen, rechten, heffingen, boeten, rente enzovoorts, zijn terstond opeisbaar.

    Indien het opslagbedrijf een betalingstermijn hanteert, dan zijn voornoemde bedragen terstond opeisbaar zodra de betalingstermijn is verstreken.

  2. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid is de opdrachtgever gehouden het verschuldigde bewaarloon steeds prompt te voldoen binnen de tussen partijen geldende termijn, doch ten minste éénmaal per 12 maanden.

  3. Wanneer de opdrachtgever niet dadelijk de bedragen, welke het opslagbedrijf van de opdrachtgever te vorderen heeft, betaalt, is het opslagbedrijf gerechtigd de wettelijke rente in rekening te brengen.

  4. Betalingen à conto worden geacht in de eerste plaats in mindering op concurrente vorderingen te zijn geschied, ongeacht of bij de betalingen andere aanwijzigingen zijn gegeven.

  5. Indien bij niet-tijdige betaling langs gerechtelijke of andere weg tot incasso wordt overgegaan, wordt het bedrag der vordering verhoogd met 10% administratiekosten, terwijl de gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten ten laste van de opdrachtgever komen, tot het door het opslagbedrijf betaalde of verschuldigde bedrag.

Artikel 28: Retentierecht en pandrecht

  1. Het opslagbedrijf heeft jegens een ieder, die daarvan afgifte verlangt een pandrecht en een retentierecht op alle zaken, documenten en gelden die het opslagbedrijf uit welke hoofde en met welke bestemming ook onder zich heeft of zal krijgen, voor alle vorderingen die hij ten laste van de opdrachtgever en/of eigenaar heeft of mocht krijgen.

  2. Het opslagbedrijf kan de hem in lid 1 toegekende rechten eveneens uitoefenen voor hetgeen hem door de opdrachtgever nog verschuldigd is in verband met voorgaande opdrachten.

  3. Het opslagbedrijf zal een ieder die ten behoeve van de opdrachtgever zaken aan het opslagbedrijf toevertrouwt voor het verrichten van werkzaamheden beschouwen als door de opdrachtgever gevolmachtigd tot het vestigen van een retentie- en pandrecht op deze zaken.

  4. Bij niet voldoening van de vordering geschiedt de verkoop van het onderpand op de bij de wet bepaalde wijze of -indien daaromtrent overeenstemming bestaat- onderhands.

Artikel 29: Openbare verkoop

  1. Onverminderd het bepaalde in artikel 28 van deze condities is het opslagbedrijf gerechtigd hem toevertrouwde zaken zonder inachtneming van enige formaliteit op de plaats, op de wijze en tegen de voorwaarden die het opslagbedrijf goeddunken in het openbaar dan wel op een andere wijze indien de wet dit toelaat, op kosten van de opdrachtgever te (doen) verkopen en om zichzelf uit de opbrengst daarvan alle bedragen die door de opdrachtgever aan het opslagbedrijf verschuldigd zijn, te voldoen, indien de opdrachtgever in gebreke is om de door hem aan het opslagbedrijf toevertrouwde zaken na beëindiging van de overeenkomst of op de overeengekomen dan wel aan het opslagbedrijf meegedeelde tijd of op een ander tijdstip in geval van een van de dringende redenen genoemd in artikel 26 van de condities, terug te nemen;

  2. Indien aannemelijk is dat bij verkoop de kosten hoger zullen zijn dan de baten of indien geen koper gevonden wordt ondanks een redelijke poging daartoe dan is het opslagbedrijf gerechtigd om de zaken te verwijderen, te doen verwijderen of te vernietigen. De opdrachtgever blijft dan aansprakelijk voor hetgeen verschuldigd is, vermeerderd met de kosten van verwijdering of vernietiging.

  3. In geval van verkoop zal het opslagbedrijf hetgeen van de opbrengst na aftrek van alle kosten en alle vorderingen op de opdrachtgever resteert, gedurende vijf jaar ter beschikking van de opdrachtgever houden, na welke termijn het restant indien dit niet is opgeëist, aan het opslagbedrijf vervalt.

Artikel 30: Verjaring en verval

  1. Elke vordering verjaart door het enkele verloop van 12 maanden.

  2. Alle vorderingen jegens het opslagbedrijf vervallen door het enkele verloop van 2 jaren.

  3. De in de leden 1 en 2 genoemde termijnen vangen in geval van algeheel verlies, beschadiging of vermindering aan vanaf de eerste van de volgende dagen:

    • de dag waarop de zaken door het opslagbedrijf worden uitgeleverd of hadden moeten worden uitgeleverd;

    • de dag waarop het opslagbedrijf hiervan aan de opdrachtgever mededeling heeft gedaan.

  4. In het geval het opslagbedrijf door derden, waaronder enige overheid, wordt aangesproken, vangt de in lid 1 genoemde termijn aan vanaf de eerste van de volgende dagen:

    • de dag waarop het opslagbedrijf door de derde is aangesproken of;

    • de dag waarop het opslagbedrijf de tot hem gerichte vordering heeft voldaan.

  5. Onverminderd het bepaalde in de leden 3 en 4, vangen de in de leden 1 en 2 genoemde termijnen voor alle andere vorderingen aan vanaf het moment dat deze opeisbaar zijn geworden.

Artikel 31: Reclames

  1. Indien de zaken ter beschikking worden gesteld door het opslagbedrijf zonder dat de opdrachtgever of een ander namens deze ten overstaan van het opslagbedrijf de staat daarvan heeft vastgesteld of zonder dat hij, indien het zichtbare verliezen of beschadigingen betreft, uiterlijk op het ogenblik van de ter beschikking stelling, of, indien het onzichtbare verliezen of beschadigingen betreft, binnen vijf werkdagen na de ter beschikking stelling, voorbehouden ter kennis van het opslagbedrijf heeft gebracht, waarin de algemene aard van het verlies of de beschadiging is aangegeven, wordt hij behoudens tegenbewijs geacht de zaken in goede staat te hebben ontvangen. De bovenbedoelde voorbehouden moeten, indien het onzichtbare verliezen of beschadigingen betreft, schriftelijk worden gemaakt.

  2. De dag van de ter beschikkingstelling wordt bij het bepalen van voornoemde termijnen niet meegerekend.

Artikel 32: Overdracht respectievelijk overgang van zaken

  1. Overdracht of overgang van eigendom van bij het opslagbedrijf aanwezige zaken resp. de overdracht of overgang van het recht op uitlevering daarvan door een opdrachtgever aan een derde, is tegenover het opslagbedrijf ongeldig en heeft tegenover het opslagbedrijf geen rechtsgevolgen, noch wordt deze door het opslagbedrijf erkend, tenzij alle vorderingen die het opslagbedrijf uit welke hoofde ook op de oorspronkelijke en/of overdragende opdrachtgever heeft, zijn voldaan.

  2. Op de opdrachtgever rust de plicht om het opslagbedrijf van een eigendomsoverdracht of -overgang van zaken, resp. overdracht of overgang van het recht op uitlevering van zaken terstond schriftelijk op de hoogte te stellen.

  3. Onverminderd het hiervoor bepaalde heeft overdracht of overgang tegenover het opslagbedrijf geen rechtsgevolgen, noch wordt deze door het opslagbedrijf erkend, dan nadat de nieuwe rechthebbende(n) alle bepalingen van de overeenkomst tussen het opslagbedrijf en de oorspronkelijke en/of overdragende opdrachtgever alsmede de onderhavige voorwaarden schriftelijk heeft aanvaard.

  4. Het opslagbedrijf behoeft overdracht of overgang van eigendom resp. recht op uitlevering niet te erkennen en is zelfs gerechtigd een gedane erkenning te herroepen en het opslagbedrijf kan uitlevering van de zaken weigeren, indien naar het oordeel van het opslagbedrijf gebreken kleven aan de rechtstitel met betrekking tot enige eigendomsoverdracht of -overgang van de zaken resp. enige overdracht of overgang van het recht op uitlevering en indien de nieuwe rechthebbende(n) zich erop beroept (beroepen) de onderhavige voorwaarden niet te hebben aanvaard of daaraan niet te zijn gebonden.

  5. De oorspronkelijke en/of overdragende opdrachtgever blijft jegens het opslagbedrijf aansprakelijk voor alle vorderingen van het opslagbedrijf terzake van of in verband met de opslag en/of met betrekking tot die zaken verrichte werkzaamheden, ook indien deze zijn verricht na de eigendomsoverdracht of -overgang resp. na de overdracht of overgang van het recht op uitlevering.

    Na overdracht of overgang van de eigendom resp. het recht op uitlevering van de zaken geldt de nieuwe rechthebbende als de opdrachtgever en is hij naast zijn rechtsvoorganger hoofdelijk aansprakelijk voor alle bovenbedoelde vorderingen, ook voorzover deze vóór de overdracht of overgang zijn ontstaan.

Artikel 33: Afgifte van opslagbewijzen

  1. Het opslagbedrijf kan aan de opdrachtgever op diens verzoek een opslagbewijs afgeven, vermeldende de door deze aan het opslagbedrijf in bewaring gegeven zaken.

  2. Het opslagbedrijf is gerechtigd de afgifte van een opslagbewijs te weigeren indien niet door de opdrachtgever alle vorderingen welke het opslagbedrijf uit welke hoofde ook op hem heeft zijn voldaan.

    Het opslagbedrijf kan voorts de afgifte van een opslagbewijs weigeren indien het daartoe termen aanwezig acht.

  3. Met de afgifte van een opslagbewijs aan toonder vervallen alle verplichtingen van het opslagbedrijf jegens de opdrachtgever en komen daarvoor in de plaats de verplichtingen van het opslagbedrijf jegens de houder van het opslagbewijs, nader geregeld in hoofdstuk II dezer condities. De opdrachtgever blijft ook na afgifte van het opslagbewijs tegenover het opslagbedrijf aansprakelijk voor de gevolgen van een verschil tussen de zaken tegenover welke het opslagbewijs is afgegeven en de omschrijving daarvan in het opslagbewijs.

HOOFDSTUK II - BEPALINGEN BETREFFENDE HET OPSLAGBEWIJS

Artikel 34: Toepasselijke bepalingen

Op de rechtsverhoudingen tussen opslagbedrijven en houders van opslagbewijzen zijn de bepalingen vermeld in hoofdstuk I van overeenkomstige toepassing, tenzij de voorwaarden in hoofdstuk II meebrengen dat een bepaling in hoofdstuk I geen toepassing mag vinden.

Artikel 35: Recht op uitlevering van de zaken

  1. Het opslagbewijs geeft recht op uitlevering door het opslagbedrijf van de zaken welke het opslagbedrijf ter bewaring heeft ontvangen en tegenover welke het opslagbewijs is afgegeven. Voor een verschil tussen wat in bewaring is genomen en de omschrijving daarvan in het opslagbewijs is het opslagbedrijf aansprakelijk tegenover de houder van het opslagbewijs aan wie bij de verkrijging van het opslagbewijs het bestaan van het verschil onbekend was, tenzij het zaken betreft van welke de identificatie een bijzondere vakkennis en/of een diepgaand onderzoek of een analyse vereist.

  2. Indien in het opslagbewijs de clausule:

    "inhoud, hoedanigheid, getal, gewicht of maat onbekend"

    of een daarmede gelijkstaande clausule is opgenomen, binden de in het opslagbewijs voorkomende vermeldingen, omtrent de inhoud, de hoedanigheid en het getal, het gewicht of de maat van de zaken het opslagbedrijf niet.

  3. Het recht op uitlevering bestaat niet zolang het opslagbedrijf enig uit deze voorwaarden voortvloeiend recht op de zaken kan doen gelden en zolang niet aan alle voor uitlevering vereiste douane- en andere van overheidswege voorgeschreven formaliteiten is voldaan.

Artikel 36: Vervaldatum van het opslagbewijs

  1. Het opslagbewijs heeft een geldigheidsduur van drie jaren, gerekend vanaf de op het opslagbewijs vermelde datum van afgifte, tenzij in het opslagbewijs een kortere geldigheidsduur is vermeld.

  2. Tot de vervaldatum kan het opslagbewijs op verzoek van de houder van het opslagbewijs vervangen worden door een nieuw opslagbewijs tegen vergoeding der daaraan verbonden kosten. Het opslagbedrijf heeft het recht vervanging van het opslagbewijs te weigeren en op de vervaldatum terugneming van de zaken te verlangen.

  3. Indien op de vervaldatum het opslagbewijs niet voor vervanging is aangeboden, resp. indien na weigering van vervanging van het opslagbewijs de zaken niet op de vervaldatum van het opslagbedrijf zijn teruggenomen wordt de houder van het vervallen opslagbewijs geacht in te stemmen met het bewaarloon - en indien de zaken door bemiddeling van het opslagbedrijf zijn verzekerd de verzekeringspremie en -kosten - zoals deze van die datum af door het opslagbedrijf zullen worden vastgesteld.

  4. Indien op de vervaldatum het opslagbewijs niet voor vervanging is aangeboden, resp. indien na weigering van vervanging van het opslagbewijs de zaken niet op de vervaldatum zijn teruggenomen tegen betaling van de bedragen waarop het opslagbedrijf volgens artikel 36 recht heeft, is het opslagbedrijf gerechtigd de zaken waarop het vervallen opslagbewijs betrekking heeft te verkopen, met inachtneming van hetgeen daaromtrent in deze voorwaarden is bepaald.

  5. Het opslagbedrijf is gedurende vijf jaar na de vervaldatum van het opslagbewijs verplicht om de zaken waarop het vervallen opslagbewijs betrekking heeft - resp. zo het opslagbedrijf gebruik heeft gemaakt van zijn recht om de zaken te verkopen de netto-opbrengst van de zaken, zonder vergoeding van rente - uit te leveren aan de houder van het vervallen opslagbewijs onder aftrek van alle bedragen welke het opslagbedrijf te vorderen heeft. Na afloop van deze vijf jaren zullen de rechten van de houder van het vervallen opslagbewijs ophouden en zal het opslagbedrijf de zaken niet meer behoeven uit te leveren - resp. de opbrengst niet meer behoeven te verantwoorden - noch aan de houder van het vervallen opslagbewijs, noch aan anderen.

Artikel 37: Uitlevering van zaken na betaling

  1. Het opslagbedrijf is gerechtigd om, alvorens tot gehele of gedeeltelijk uitlevering van de zaken waarop het opslagbewijs recht geeft over te gaan, betaling te verlangen van:

    1. zoveel maanden bewaarloon als blijkens het opslagbewijs zijn verstreken en niet volgens aantekening op het opslagbewijs vóór de uitlevering reeds zijn afgerekend, zulks tegen het in het opslagbewijs vermelde bewaarloon per maand, gedeelten van maanden tellende voor volle maanden;

    2. zoveel maanden verzekeringspremie en -kosten als blijkens het opslagbewijs zijn verstreken en niet volgens aantekening op het opslagbewijs vóór de uitlevering reeds zijn afgerekend, zulks tegen de in het opslagbewijs vermelde verzekeringspremie per maand, gedeelten van maanden tellende voor volle maanden;

    3. de vergoeding voor het uitleveren der zaken volgens het daarvoor geldende tarief;

    4. de voorschotten welke door het opslagbedrijf zijn verricht voor in opdracht van de uitlevering vragende houder van het opslagbewijs met betrekking tot de in het opslagbewijs vermelde zaken vervulde douane- en/of andere van overheidswege voorgeschreven formaliteiten;

    5. alle kosten welke door het opslagbedrijf na de op het opslagbewijs vermelde datum van afgifte zijn gemaakt:

      1. ten behoeve van het behoud van de in het opslagbewijs vermelde zaken;

      2. ter bestrijding van gevaren welke door de in het opslagbewijs vermelde zaken zijn veroorzaakt voor de bewaarplaats en andere daarin aanwezige zaken;

      3. als gevolg van maatregelen welke met betrekking tot de in het opslagbewijs vermelde zaken moeten worden genomen tengevolge van omstandigheden welke het opslagbedrijf niet mogen worden aangerekend.

      4. alle overige uit het opslagbewijs blijkende vorderingen van het opslagbedrijf.

  2. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid is de houder van het opslagbewijs gehouden het verschuldigde bewaarloon - en indien de zaken door bemiddeling van het opslagbedrijf zijn verzekerd de verzekeringspremie en -kosten - te voldoen telkens als 12 maanden bewaring zijn verstreken of zoveel eerder als blijkens vermelding in het opslagbewijs is overeengekomen en de onder d. en e. bedoelde, door het opslagbedrijf gemaakte kosten zodra deze door het opslagbedrijf aan hem worden bekend gemaakt.

  3. Indien de houder van het opslagbewijs niet voldoet aan de verplichting om telkens na 12 maanden of zoveel eerder als blijkens vermelding in het opslagbewijs is overeengekomen het verschuldigde bewaarloon - en indien de zaken door bemiddeling van het opslagbedrijf zijn verzekerd de verzekeringspremie en -kosten - te voldoen, wordt met ingang van de dag waarop 12 maanden bewaring zijn verstreken het bedrag, dat uit hoofde daarvan aan het opslagbedrijf verschuldigd is, verhoogd met een boete van 1% van het betreffende bedrag voor elke maand waarmede de termijn van 12 maanden wordt overschreden.

Artikel 38: Schadevergoeding

In afwijking van het bepaalde in artikel 19.7 geldt dat de door het opslagbedrijf voor verlies van de zaak te betalen schadevergoeding, bij het ontbreken van de factuurwaarde van de zaak, is beperkt tot de door de opdrachtgever te bewijzen marktwaarde van de zaak op de dag van de afgifte van het opslagbewijs.

Artikel 39: Toegang tot en inlichtingen over zaken

Toegang tot en inlichtingen over zaken waarvoor opslagbewijzen zijn afgegeven worden alleen gegeven op vertoon van het betreffende opslagbewijs.

Artikel 40: Werkzaamheden met betrekking tot de zaken

  1. Door de houder van het opslagbewijs gewenste werkzaamheden met betrekking tot de in het opslagbewijs vermelde zaken, zoals bemonstering, behandeling, verzorging, overpakking, overstapeling, splitsing in partijen, weging, enz., alsmede uitlevering moeten ter uitvoering tegen de daarvoor geldende vergoedingen en condities worden opgedragen aan het bewarende opslagbedrijf.

  2. Door de houder van het opslagbewijs verlangde werkzaamheden worden door het opslagbedrijf slechts uitgevoerd na inlevering van het opslagbewijs.

  3. Werkzaamheden welke het opslagbedrijf niet op zich wenst te nemen kunnen na verkregen toestemming van het opslagbedrijf en na inlevering van het opslagbewijs, door of namens de houder van het opslagbewijs worden uitgevoerd, zulks met inachtneming van door het opslagbedrijf te stellen voorwaarden, onder toezicht van het opslagbedrijf en tegen betaling van de daaraan verbonden kosten, echter zonder verantwoordelijkheid van het opslagbedrijf.

  4. Gedeeltelijke uitleveringen, bemonsteringen en behandeling der zaken waardoor een verandering, vermindering of wijziging van het stukstal ontstaat worden in het opslagbewijs vermeld op de daarvoor bestemde plaats. Indien op het opslagbewijs voor verdere vermelding van uitleveringen, veranderingen, verminderingen, enz. geen plaats meer is wordt het opslagbewijs op kosten van de houder van het opslagbewijs vervangen.

  5. Vorderingen van het opslagbedrijf uit hoofde van uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de in het opslagbewijs vermelde zaken of uit hoofde van toezicht daarop moeten onmiddellijk worden voldaan. Het opslagbedrijf is gerechtigd teruggave van het opslagbewijs te weigeren zolang deze vorderingen niet zijn voldaan.

Artikel 41: In kennis stellen van bijzondere wijze van behandeling

Indien het opslagbedrijf overgaat tot het nemen van een maatregel als bedoeld in artikel 22, stelt het opslagbedrijf de laatste aan het opslagbedrijf bekende houder van het opslagbewijs hiervan terstond in kennis, zonder dat de houder van het opslagbewijs van het achterwege blijven van kennisgeving enige aanspraak tegenover het opslagbedrijf kan doen gelden.

Artikel 42: Verplichting opslagbedrijf tot verzekering

  1. Indien in het opslagbewijs is vermeld dat de betreffende zaken zijn verzekerd, heeft door deze vermelding het opslagbedrijf de verplichting op zich genomen ervoor te zorgen dat de zaken voor rekening van de houder van het opslagbewijs zijn verzekerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 23.

  2. Als verzekerde waarde geldt de in het opslagbewijs vermelde waarde.

  3. Indien in het opslagbewijs vermeld is, dat tot de waarde van de dag is verzekerd, behoort het tot de zorg van het opslagbedrijf de zaken voldoende verzekerd te houden.

Artikel 43: Verandering, van kracht zijn en beëindiging van de verzekering

  1. Verandering van de verzekerde waarde en beëindiging van de verzekering zijn alleen mogelijk wanneer het opslagbewijs ter aantekening daarvan wordt ingeleverd.

  2. Van kracht is alleen de verzekering zoals deze in het opslagbewijs is vermeld.

  3. De verzekering eindigt overigens met de uitlevering van de zaak.

  4. Bij aflevering van een gedeelte van de zaak moet de verzekerde waarde van het uit te leveren goed afzonderlijk worden opgegeven en op het opslagbewijs aangetekend indien in het opslagbewijs niet de verzekerde waarde per eenheid is vermeld en bijaldien geen verhoudingsgewijze vermindering uit het opslagbewijs kan blijken.

Artikel 44: Schadepenningen

De door het opslagbedrijf geïncasseerde schadepenningen worden door het opslagbedrijf tegen ontvangst van het opslagbewijs uitgekeerd, onder aftrek van al hetgeen het opslagbedrijf van de houder van het opslagbewijs te vorderen heeft.

Artikel 45: In kennisstelling van vernietiging van de zaken

In geval van vernietiging van de in het opslagbewijs vermelde zaken door brand of anderszins, stelt het opslagbedrijf de laatste aan het opslagbedrijf bekende houder van het opslagbewijs daarvan terstond in kennis, zonder dat de houder van het opslagbewijs op grond van het achterwege blijven van kennisgeving enige aanspraak tegenover het opslagbedrijf kan doen gelden.

Artikel 46: Beschadiging van het opslagbewijs

  1. Raderingen en beschadigingen maken het opslagbewijs waardeloos; doorhalingen zijn slechts geldig indien door het opslagbedrijf geparafeerd.

  2. De houder van een beschadigd opslagbewijs kan tegen teruggave van het opslagbewijs de afgifte van een duplicaat-opslagbewijs vorderen tegen vergoeding der daaraan verbonden kosten. Voor de vaststelling van de aard en hoeveelheid der in het duplicaat-opslagbewijs te vermelden zaken geldt uitsluitend de desbetreffende administratie van het opslagbedrijf als maatstaf.

Artikel 47: Verlies en tenietgaan van opslagbewijzen

  1. Indien een opslagbewijs is verloren of tenietgegaan, kan de rechthebbende aan het opslagbedrijf een verzoek indienen tot nietigverklaring van dat opslagbewijs en tot afgifte der zaken of van een duplicaat-opslagbewijs; dit verzoek moet zo mogelijk de oorzaak van het teloorgaan van het opslagbewijs vermelden en de gronden inhouden, waarop de verzoeker zijn recht baseert.

  2. Levert het door het opslagbedrijf in te stellen onderzoek geen redenen op om aan de juistheid van de gronden van het verzoek te twijfelen, dan zal het opslagbedrijf door twee aankondigingen met tussenruimte van minstens 14 dagen te plaatsen telkens in ten minste twee door het opslagbedrijf aan te wijzen dagbladen de indiening van het verzoek bekend maken, met uitnodiging aan hen, die recht menen te hebben op de in het vermiste opslagbewijs vermelde zaken, om zich bij deurwaardersexploit tegen afgifte daarvan of van het duplicaat-opslagbewijs te verzetten.

  3. Wanneer binnen 14 dagen na de laatste aankondiging zich niemand bij deurwaardersexploit tegen de afgifte heeft verzet, kan het opslagbewijs door het opslagbedrijf nietig worden verklaard en afgifte van zaken of van een duplicaat- opslagbewijs aan de verzoeker plaats vinden. Voor de vaststelling van de aard en hoeveelheid der uit te leveren, resp. in het duplicaat-opslagbewijs te vermelden, zaken geldt uitsluitend de desbetreffende administratie van het opslagbedrijf als maatstaf. Van de nietigverklaring kan onmiddellijk daarna in de bovenbedoelde bladen kennis worden gegeven. Door deze nietigverklaring heeft het oorspronkelijke opslagbewijs haar waarde verloren en zijn alle verplichtingen voor het opslagbedrijf voortvloeiende uit het oorspronkelijke opslagbewijs tenietgegaan.

  4. Bij verzet door een derde wordt het verzoek niet ingewilligd, zolang niet uit een rechterlijke gewijsde of andere definitief beslissende uitspraak of schikking is gebleken, dat verzoeker rechthebbende is op de zaken.

  5. Degene, die de afgifte van de zaken, vermeld in een duplicaat-opslagbewijs, verkregen heeft, blijft garant voor alle aanspraken, welke eventueel ten laste van het opslagbedrijf uit deze afgifte zouden kunnen voortvloeien. Het opslagbedrijf kan terzake zekerheid verlangen.

  6. Alle kosten in de ruimste zin, welke voor het opslagbedrijf ontstaan tengevolge van het verzoek, komen ten laste van de verzoeker. Het opslagbedrijf is gerechtigd voorschot te verlangen alvorens het verzoek in behandeling te nemen.

Artikel 48: Einde van de geldigheidsduur van het opslagbewijs

  1. Indien na afloop van de geldigheidsduur van het opslagbewijs, het opslagbedrijf de zaken niet langer in bewaring wenst te houden sommeert het de laatste aan het opslagbedrijf bekende houder van het opslagbewijs om de zaken terug te nemen.

  2. Indien deze niet binnen 14 dagen aan de sommatie voldoet of, zo hij niet meer in het bezit van het vervallen opslagbewijs is, door hem niet binnen 14 dagen de houder van het vervallen opslagbewijs wordt aangewezen en evenmin de houder van het vervallen opslagbewijs zich binnen die termijn heeft aangemeld, is het opslagbedrijf gerechtigd de zaken waarop het vervallen opslagbewijs betrekking heeft te verkopen.

  3. Alvorens daartoe over te gaan maakt het opslagbedrijf zijn voornemen tot verkoop van zaken waarvoor een vervallen opslagbewijs in omloop is bekend door twee aankondigingen met tussenruimte van minstens 14 dagen te plaatsen telkens in ten minste twee dagbladen, waarvan ten minste één verschijnt in de plaats waar het opslagbedrijf gevestigd is, waarin alsnog de houder van het vervallen opslagbewijs gemaand wordt zijn verplichtingen na te komen, resp. de eventuele verkrijgers van het vervallen opslagbewijs gewaarschuwd worden.

  4. Wanneer 14 dagen na de laatste aankondiging de houder van het opslagbewijs zich niet heeft gemeld, resp. indien hij zich wel heeft gemeld en geen overeenstemming is bereikt over de terugneming der zaken, heeft het opslagbedrijf vrijheid de zaken onmiddellijk te verkopen.

    De verkoop geschiedt overeenkomstig het bepaalde in artikel 29.

Artikel 49: Aanvang vervaltermijn

De verjarings- en vervaltermijn als bedoeld in artikel 30 begint in geval van algemeen verlies met afloop van de dag, waarop het opslagbedrijf de laatste aan het opslagbedrijf bekende houder van het opslagbewijs het verlies mededeelt of, indien deze niet meer in het bezit van het opslagbewijs is en zich geen volgende houder van het opslagbewijs bij het opslagbedrijf heeft gemeld een week na de aankondiging van het verlies in twee dagbladen, waarvan tenminste één verschijnende in de plaats waar het opslagbedrijf gevestigd is.

Artikel 50: Toepasselijkheid van de bepalingen van dit hoofdstuk

  1. De bepalingen van dit hoofdstuk gelden uitsluitend voor de rechtsverhouding tussen het opslagbedrijf en de houder van het opslagbewijs als zodanig.

  2. Op het moment, dat de houder van het opslagbewijs, om welke reden dan ook, het opslagbewijs bij het opslagbedrijf inlevert houden de bepalingen van dit hoofdstuk op van toepassing te zijn. Van dat moment af gelden de bepalingen van hoofdstuk I, regelende de rechtsverhouding tussen het opslagbedrijf en de opdrachtgever, met dien verstande, dat het opslagbedrijf alle rechten geldend kan maken die uit het opslagbewijs blijken.

De autohulpdienst die ménsen helpt
Bel nu 088-888 11 00
Genoemde prijzen zijn inclusief BTW, tenzij anders aangegeven.